Deze kever heeft zich in de jaren ’80 in Amsterdam gevestigd. Daarvoor was deze soort al bekend uit de fruitteelt waar ze soms flinke schade kon aanrichten in met name perenboomgaarden.
Waardplanten: meidoorn, sierpeer
Herkenning: De kever zelf wordt uiterst zelden waargenomen maar deze is circa 1 cm lang, langwerpig en helder groen met een sterke glans. Vandaar de bijnaam ‘juweelkever’. Meestal wordt de aantasting alleen aangetoond door de kenmerkende uitvlieggaten van de kevers in de stam. Deze zien eruit als een gekantelde D met de vlakke zijde beneden. Ook de grootte van het gat komt overeen met de gebruikte D. Deze uitvlieggaten zitten meestal op de stam, onder de eerste takaanzet en soms ook op zware takken.
Leefwijze: De kever vliegt in juni/juli uit en legt haar eieren in bastspleten. De jonge larve vreet zich later naar binnen en leeft daarna twee jaar onder de bast van de boom. Hierbij worden zigzaggende gangen gevreten die met het ouder worden van de larve, breder worden. Na het tweede jaar verpopt de larve zich waarna in juni de cyclus opnieuw start.
Gevolgen: Door de vraat van de keverlarve wordt de boom onder de bast geringd; daarom ook de oude naam van ‘pereringlarve’. Afhankelijk van de ernst van de aantasting uit zich dat in afgestorven takken verspreid over de kroon tot sterfte van de gehele kroon.
Bestrijding: Deze aantasting is niet goed te bestrijden omdat de larven onbereikbaar zijn. Uit de fruitteelt komt de observatie dat vitale bomen in staat zijn de aantasting te overgroeien terwijl juist de bomen die aan stress onderhevig zijn, meer risico lopen. Zowel wateroverlast als droogte worden daarbij genoemd.
Bijzonderheden: Niet alle meidoorncultivars zijn even gevoelig voor aantasting door de pereprachtkever. Zeer vatbaar zijn Crataegus media ‘Paul’s Scarlet’, Crataegus monogyna ‘Stricta’.
Maar u kunt ook gebruik maken van de expertise van de adviseurs van Groenadvies Amsterdam; zij vormen een belangrijke schakel tussen de wetenschap en het dagelijks beheer.